Onze website gebruikt cookies om je surfervaring te verbeteren. Om deze website optimaal te gebruiken vragen we je om akkoord te gaan met ons gebruik van cookies.
Informatie
Heeft u een vraag en bent u op zoek naar informatie, kijk dan hier. De leden van Uw Bemiddelaars posten hier interessante blogs over hun ervaringen, nieuwtjes en juridische ontwikkelingen binnen hun expertise.
Nieuwe huwelijksvermogensrecht vanaf 1 september 2018.
Wat verandert het nieuwe huwelijksvermogensrecht (Wet van 22.07.2018, BS 27.07.2018) voor de rechten die de partners kunnen laten gelden t.o.v. de beroepsgoederen of de vennootschap van een van beiden? Welke nieuwe maatregelen moeten voor meer billijkheid zorgen in een stelsel van scheiding van goederen? Wat verandert er voor ongehuwde partners die samen onroerend goed kopen? Hierbij alvast al een eerste overzicht.
De nieuwe wet heeft het wettelijk stelstel zoals we dit tot nog toe kennen verfijnd en geactualiseerd door o.m. het statuut van de beroepsgoederen en de vennootschapsaandelen (duidelijker) te omschrijven in de wet.
Beroepsgoederen. In het wettelijk stelsel behoren de beroepsgoederen tot het eigen vermogen van de echtgenoot die deze beroepsgoederen gebruikt. De beroepsinkomsten zijn echter gemeenschappelijk. De beroepsgoederen dragen dus bij tot de vorming van het gemeenschappelijk vermogen en worden in de praktijk ook vaak met gemeenschapsgelden aangekocht. Als dat het geval is moest deze vermogensverschuiving bij het einde van het huwelijk rechtgezet worden via de zgn. vergoedingsrekeningen. Die vergoeding was dan tot nog toe minimaal gelijk aan de intiële aankoopprijs, maar kon hoger liggen ingeval van waardevermeerdering. Dat kon tot onbillijke situaties aanleiding geven omdat beroepsgoederen vaak snel in waarde afnemen.
Nieuwe regeling. Het nieuwe huwelijksvermogensrecht kent het recht om te beschikken over de beroepsgoederen toe aan de echtgenoot die het beroep uitoefent. Dat recht is dus eigen. Voorzover deze goederen voor meer dan de helft met middelen uit het gemeenschappelijk vermogen gefinancierd zijn, behoort de vermogenswaarde echter tot de gemeenschap. Praktisch heeft dit voor gevolg dat de echtgenoot die het beroep uitoefent zijn partner slechts moet vergoeden voor de helft van de waarde van die goederen op het moment van de ontbinding van het huwelijksstelsel. Het eigen vermogen is dan een vergoeding verschuldigd aan de gemeenschap. Die vergoeding is dan minstens gelijk is aan het aandeel van de gemeenschap in de initiële aankoopprijs, tenzij de partners daarover andere afspraken gemaakt hebben in hun huwelijkscontract. Als die beroepsgoederen voor meer dan de helft uit het eigen vermogen gefinancierd werden, dan is de vermogenswaarde ervan eigen. Deze nieuwe regeling geldt voor beroepsgoederen die aangekocht zijn sinds 1 september 2018, ongeacht de datum van het huwelijk.
Aandelen. De wet geeft verder ook aan dat de lidmaatschapsrechten (stemrecht,...) verbonden aan aandelen die met gemeenschappelijke gelden zijn verkregen en die op naam van één echtgenoot zijn ingeschreven, eigen zijn. De vermogenswaarde van deze aandelen valt wel in het gemeenschappelijk vermogen. In geval van echtscheiding kan de echtgenoot-titularis de aandelen dan ook behouden en alle rechten met betrekking tot de aandelen verder blijven uitoefenen. De vermogenswaarde daarentegen zal hij wel moeten delen, waarbij de waarde op het moment van de ontbinding van het huwelijksstelsel bepalend is. Concreet is dat de datum van het inleiden van de echtscheidingsprocedure.
Vennootschap. Als de huwelijksgemeenschap uit een vennootschap waarvan de aandelen tot het eigen vermogen van een partner behoren niet de inkomsten heeft gekregen die ze redelijkerwijze had kunnen ontvangen indien het beroep niet binnen een vennootschap was uitgeoefend, dan kan de benadeelde echtgenoot daarvoor een vergoeding eisen (art. 1432, lid 2 B.W.).
De nieuwe wet heeft ook het stelsel van scheiding van goederen verder uitgewerkt door sommige bepalingen die toepasselijk zijn op echtgenoten gehuwd onder het wettelijk stelsel toepasselijk te maken op alle echtgenoten en dit ongeacht onder welk stelstel zij gehuwd zijn; door naast het stelsel van zuivere scheiding van goederen een wettelijk model van scheiding van goederen met een beding van verrekening van aanwinsten uit te tekenen en door de echtgenoten de mogelijkheid te geven om in hun huwelijkscontract een rechterlijke billijkheidscorrectie in te lassen.
Verrekeningsbeding. In het verleden was het al zo dat in heel wat huwelijkscontracten met scheiding van goederen een verrekeningsbeding werd opgenomen. Zo’n clausule laat echtgenoten toe om de aanwinsten die ze opbouwen tijdens het huwelijk te verrekenen. Op die manier kunnen de echtgenoten vermijden dat de partner die zijn beroepsactiviteit afbouwt om voor het gezin te zorgen er bij een echtscheiding bekaaid afkomt. De mogelijkheid om zo’n clausule in het huwelijkscontract in te lassen wordt nu in de wet ingeschreven en uitgewerkt. De echtgenoten bepalen zelf wat tot de verekenmassa behoort (bv. slechts een bepaald gedeelte van de beroepsinkomsten) en welke verdeelsleutel zal gelden.
Billijkheidsclausule. Sinds 1 september 2018 kunnen aanstaande echtgenoten die trouwen met scheiding van goederen in hun huwelijkscontract ook een billijkheidsclausule opnemen. Die clausule geeft de rechter ingeval van manifest onbillijke omstandigheden bij een echtscheiding door onherstelbare ontwrichting van het huwelijk de mogelijkheid om tot 1/3 van de nettowaarde van de samengevoegde aanwinsten van de echtgenoten op het tijdstip van ontbinding van het huwelijk min de nettowaarde van de persoonlijke aanwinsten van de verzoekende echtgenoot an deze laatste toe te kennen, als de omstandigheden intussen onvoorzien en ongunstig gewijzigd zijn.
Alvorens de notaris het huwelijkscontract kan verlijden moet hij de echtgenoten nu ook inlichten over de mogelijkheid om een verrekeningsbeding of een billijkheidsclausule op te nemen en hij moet hen wijzen op de juridische gevolgen hiervan. In het huwelijkscontract moet uitdrukkelijk worden vermeld dat de notaris de echtgenoten op het verrekening beding heeft gewezen én hij moet de keuze om al dan niet te voorzien in de rechterlijke billijkheidscontrole vermelden in het huwelijkscontract.
Anticipatieve inbreng. Niet gehuwde koppels die samen een onroerend goed voor gelijke delen aankopen kunnen nu in de aankoopakte bepalen dat het goed automatisch tot de huwgemeenschap zal behoren als zij later huwen. Zo kunnen zijn vermijden daarvoor een huwelijkscontract te moeten sluiten. De wet laat echtgenoten nu ook toe om voortaan goederen van elkaar te kopen.
Aanbeveling : ga dit bespreken met Uw Notaris of Uw advocaat. Zij kunnen nagaan wat de gevolgen van deze wetswijziging zijn voor Uw situatie. De meeste bepalingen die door de nieuwe wet worden ingevoerd zijn slechts van aanvullend recht en de echtgenoten kunnen dus steeds bij huwelijkscontract hiervan afzien.
Auteur : Nadia Michiels, erkend advocaat bemiddelaar in familiezaken.